Opbouw basisimmuniteit
Bij de geboorte is een kitten tegen ziektes beschermd door antistoffen van de moeder. Deze moederantistoffen verdwijnen echter naarmate het kitten ouder wordt.
Vanaf dan moet het kitten zelf antistoffen aanmaken om beschermd te zijn tegen allerhande ziektes. Vaccins zorgen ervoor dat er op een veilige manier antistoffen worden aangemaakt én er dus bescherming wordt verkregen.
In het standaardschema voor katten met buitenbeloop gebeurt een eerste vaccinatie op 8 weken: het basisvaccin tegen niesziekte en kattenziekte (RCP) en het leucosevaccin (FeLV) worden samen in 1 spuit gegeven. Vervolgens wordt die combinatie op 12 weken herhaald.
Als de kitten van de moeder voldoende antistoffen heeft gekregen, moet de eerste vaccinatie worden uitgesteld tot de kat twaalf weken oud is. De volgende vaccinatie gebeurt dan op de leeftijd van 16 weken.
Strikte binnenkatten hebben in principe voldoende met het RCP vaccin.
Katten die mee naar het buitenland gaan, kunnen vanaf 12w oud worden gevaccineerd tegen Rabies (Hondsdolheid).
Vaccinatie | Standaardschema | Freq. gevacc. moederdier1 |
8w | Basis-Leucose | (Basis) |
12w | Basis-Leucose-(Rabies) | Basis-Leucose-(Rabies) |
16w | / | Basis-Leucose |